Genesis 24:47

SVToen vraagde ik haar, en zeide: Wiens dochter zijt gij? En zij zeide: De dochter van Bethuel, den zoon van Nahor, welken Milka hem gebaard heeft. Zo legde ik het voorhoofdsiersel op haar aangezicht, en de armringen aan haar handen;
WLCוָאֶשְׁאַ֣ל אֹתָ֗הּ וָאֹמַר֮ בַּת־מִ֣י אַתְּ֒ וַתֹּ֗אמֶר בַּת־בְּתוּאֵל֙ בֶּן־נָחֹ֔ור אֲשֶׁ֥ר יָֽלְדָה־לֹּ֖ו מִלְכָּ֑ה וָאָשִׂ֤ם הַנֶּ֙זֶם֙ עַל־אַפָּ֔הּ וְהַצְּמִידִ֖ים עַל־יָדֶֽיהָ׃
Trans.wā’ešə’al ’ōṯāh wā’ōmar baṯ-mî ’atə watō’mer baṯ-bəṯû’ēl ben-nāḥwōr ’ăšer yāləḏâ-llwō miləkâ wā’āśim hannezem ‘al-’apāh wəhaṣṣəmîḏîm ‘al-yāḏeyhā:

Algemeen

Zie ook: Aangezicht, Gelaat, Bethuel, Hand (lichaamsdeel), Milka (persoon), Nahor (persoon), Neusring, Sieraad (armband), Sieraad (neusring), Sieraad (voorhoofd-)

Aantekeningen

Toen vraagde ik haar, en zeide: Wiens dochter zijt gij? En zij zeide: De dochter van Bethuel, den zoon van Nahor, welken Milka hem gebaard heeft. Zo legde ik het voorhoofdsiersel op haar aangezicht, en de armringen aan haar handen;


Vertaalnotities

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
    Zie hier over het gebruik van de interlineair.

וָ

-

אֶשְׁאַ֣ל

Toen vraagde ik

אֹתָ֗הּ

haar

וָ

-

אֹמַר֮

en zeide

בַּת־

dochter

מִ֣י

Wiens

אַתְּ֒

-

וַ

-

תֹּ֗אמֶר

zijt gij? En zij zeide

בַּת־

De dochter

בְּתוּאֵל֙

van Bethuël

בֶּן־

den zoon

נָח֔וֹר

van Nahor

אֲשֶׁ֥ר

welken

יָֽלְדָה־

hem gebaard heeft

לּ֖וֹ

-

מִלְכָּ֑ה

Milka

וָ

-

אָשִׂ֤ם

Zo legde ik

הַ

-

נֶּ֙זֶם֙

het voorhoofdsiersel

עַל־

op

אַפָּ֔הּ

haar aangezicht

וְ

-

הַ

-

צְּמִידִ֖ים

en de armringen

עַל־

aan

יָדֶֽיהָ

haar handen


Toen vraagde ik haar, en zeide: Wiens dochter zijt gij? En zij zeide: De dochter van Bethuel, den zoon van Nahor, welken Milka hem gebaard heeft. Zo legde ik het voorhoofdsiersel op haar aangezicht, en de armringen aan haar handen;

____

Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!